Aangezien een interrailpas voor vier dagen goedkoper is dan losse kaartjes, had ik op internet alles kunnen regelen (via de website van interrail). Inclusief reserveringen voor een stoel in de Duitse ICE-trein en de nachttrein van Wenen naar Boekarest.
Maar dat wist ik toen nog niet, dus toog ik een maand van tevoren naar het loket van de CFL, de Luxemburgse spoorwegen, op het hoofdstation van Luxemburg. Een wonderschoon stationnetje:

Daar hoorde ik dat ik te laat was voor een twee- of eenpersoons slaapcoupé tussen Wenen en Boekarest. Vierpersoons was er nog, geen leuk vooruitzicht. Dus langer dan een maand vooruitboeken is wel nodig.
De precieze route van het stuk tussen Luxemburg en Wenen hangt af van de dag en tijd waarop je reist, vermoed ik. Op weg naar Luxemburg was ik over München en Saarbrücken gestuurd (laatste uurtje met de bus). Op de terugweg ging het over Koblenz. Dat gaat meestal met een rechtstreekse trein maar nu waren er in Duitsland werkzaamheden, dus weer een stukje met de bus.
Dus in Koblenz stapte ik in de ICE die uit Keulen kwam en het ging eerst richting Frankfurt. Daar zit een prachtig stukje langs de rivier de Rijn bij, dat op zichzelf al de hele reis de moeite waard maakt. Het uitzicht over de rivier is prachtig en je ziet op de heuvelachtige oever aan de overkant de middeleeuwse Rijnforten staan.

Overigens had ik later ook nog een kort stukje langs de Donau. Hoe dan ook, even voor Frankfurt ging de trein kapot. Ik vond het al zo raar dat de hogesnelheidstrein zo’n slakkegang had, maar dat bleek ook inderdaad niet de bedoeling. Op Frankfurt Hauptbahnhof hadden ze gelukkig gauw een andere ICE-trein uit hun mouw getoverd, zodat de totale vertraging bij vertrek uit Frankfurt een uurtje was en bij aankomst in Wenen nog maar een half uur. Leve de Bundesbahn, zullen we maar zeggen.
In Wenen kon ik rustig overstappen omdat de nachttrein naar Boekarest twintig minuten vertraging had. Ik was wel een beetje ongerust toen ik op het bord met de treinsamenstelling het wagonnummer van mijn reservering niet zag staan.
Die ongerustheid was geheel gerechtvaardigd want toen de trein aankwam ontbrak de hele wagon! De treinchef werd belaagd door reizigers en begon te roepen dat hij er ook niks aan kon doen, maar hij beloofde ook niet om oplossingen te zoeken. De ontbrekende wagon was kapot, zei hij. Hoewel het ding dus ook niet op het bord stond, en dat veranderen ze heus niet per dag.
Maar hoe het zaakje ook stonk, de wagon bleef weg. Ik ging gewoon maar in een andere wagon zitten, die verdacht leeg was. Waarom, bleek in Boedapest – die wagon werd afgekoppeld en ging niet verder mee naar Boekarest. Dat dit de voor de hand liggende oplossing was om de ontbrekende wagon te compenseren, had blijkbaar niemand bedacht.
Zo moesten wij ons hutje mudje in de overgebleven coupés proppen. Ik kwam toevallig terecht op de laatste zitplaats in een coupé met verder vijf heel aardige mensen (drie Duitsers en twee Engelsen), die heel blij waren toen ik het raampje open kreeg. Maar feit bleef dat we vijftien uur krap moesten zitten in plaats van lekker iedereen op zijn bedbank. De Roemeense spoorwegen moeten zich schamen. En achteraf bekeken had ik me niet druk hoeven maken over die vierpersoons-slaapcoupé.
De volgende ochtend kwamen we door de Karpaten, waar de trein heel langzaam gaat omdat het spoor niet goed wordt onderhouden. Maar dat levert wel fantastische uitzichten op. Alles stond in bloei en als je omhoog keek zag je nog de besneeuwde toppen.

Zo kwamen we heelhuids en met maar een kleine vertraging in Boekarest aan. Ik voelde me vreselijk vies en stram, wat mooi bijdroeg aan het authentieke reisgevoel.
Dank je wel voor het prachtige stukje, ik kijk steeds uit naar een vervolg!