Categorie archief: Nederlands

Stoepjes

Boekarest is verdeeld in sectoren, een soort van deelgemeenten. Wij wonen in Sector 3. De sector beheert de niet-doorgaande wegen en het openbaar groen op zijn grondgebied. Zo zijn er grote verschillen (ontstaan) tussen de sectoren. Sector 3 is relatief groen en daar maakt de sectorburgemeester goede sier mee. Als er verkiezingen naderen dan wordt volop reclame gemaakt met het aantal geplante bomen. Want dat vinden de kiezers fijn.

Wat kiezers ook fijn vinden is parkeren. Daarom wordt er ook werk gemaakt van parkeerbeheer. Het aanvragen, toewijzen, veranderen of intrekken van parkeervergunningen gaat bijna automatisch, via een app. En als er verkiezingen naderen dan wordt volop reclame gemaakt met het aantal nieuwe parkeerplaatsen in de sector.

Nou hebben veel burgers wel zo hun voorkeur voor het ene of andere doel, sommigen willen liever het gemak van hun auto voor de deur en anderen willen liever groen zien dan auto’s. Maar er is maar één openbare ruimte en dus moeten er afwegingen worden gemaakt.

Voor een deel doet de gemeente dat heel handig, door altijd te vermelden hoeveel parkeerplaatsen en bomen erbij zijn gekomen maar nooit hoevel er zijn verdwenen in diezelfde periode. Het saldo blijft dus gissen. En in een nieuwe buitenwijk achter die van ons worden bij de bouw van de enorme appartementencomplexen ook joekels van parkeergarages gebouwd, zodat auto’s minder ruimte innemen en er meer overblijft voor groen.

Maar het sectorbestuur is ook dol op stoepjes en hekjes. Onze wijk stamt uit de jaren zestig, een communistisch arbeidersparadijs met brede boulevards, een uitgestrekt park en alleen maar flats. Al die flats worden omringd door bomen en struiken en dat groen is weer afgebakend met hekjes. Tot voor kort waren dat verveloze hekjes van ijzerdraad die altijd voor de verkiezingen werden bijgeverfd door de medewerkers van de groenvoorziening. Nu wordt dat verfritueel verleden tijd, omdat de oude hekjes de laatste maanden massaal uit de grond worden gerost en vervangen door verzinkte hekjes.

Een aantal jaar geleden was de gemeente overal bezig met het vervangen van de oude, verbrokkelde communistische stoepranden door nieuwe stoepranden van ter plekke gestort beton. Die nieuwe stoepranden hadden een vuilroze kleur en brokkelden nog veel sneller af. Je hoefde er maar naar te kijken en hup daar ging weer een brok. Daar werd op Facebook en in de pers natuurlijk over geschamperd, want wat worden onze belastingcenten toch weer goed besteed.

Sinds halverwege vorig jaar worden al die brokkelranden vervangen door keurige solide betonranden van sjieke voorgevormde elementen. Het staat een stuk beter en ik denk dat de inwoners van andere sectoren groen zien van jaloezie. Maar het wordt nog beter: de trottoirs zelf die in Roemenië traditioneel met asfalt zijn bedekt (net als in Frankrijk en België) worden in onze wijk vervangen door van die typische stoepstenen die je in Nederland in winkelstraten tegenkomt, van die roodbruine rechthoekige. Heel fraai.

Bij de buurflat: Een gister aangelegd stoepje met het zand er nog op

Stomme en saaie mensen die niet van stoepjes houden en tegen de huidige burgemeester hebben gestemd, zoals ik, vinden dit allemaal verspilling van belastinggeld en vermoeden dat deze werkzaamheden alleen worden uitgevoerd om de zakken van de burgemeestersvriendenkliek te spekken met wat er uit de bevolking kan worden geknepen.

Maar zelfs die mensen, zoals ik, moeten toegeven dat de wijk er mooier van wordt, en zoals het adagium in de openbare ruimte geldt: mooier is beter. Net als parkeerplaatsen en bomen zorgen mooie hekjes en stoepjes ervoor dat dat de wijk er schoner en welvarender uitziet, en die indruk kan weleens een self-fulfilling prophecy wezen.

Van Luxemburg naar Boekarest met de trein

Aangezien een interrailpas voor vier dagen goedkoper is dan losse kaartjes, had ik op internet alles kunnen regelen (via de website van interrail). Inclusief reserveringen voor een stoel in de Duitse ICE-trein en de nachttrein van Wenen naar Boekarest.

Maar dat wist ik toen nog niet, dus toog ik een maand van tevoren naar het loket van de CFL, de Luxemburgse spoorwegen, op het hoofdstation van Luxemburg. Een wonderschoon stationnetje:

Gare de Luxembourg - from Wikipedia
Station Luxemburg-stad. Bron: Wikipedia.

Daar hoorde ik dat ik te laat was voor een twee- of eenpersoons slaapcoupé tussen Wenen en Boekarest. Vierpersoons was er nog, geen leuk vooruitzicht. Dus langer dan een maand vooruitboeken is wel nodig.

De precieze route van het stuk tussen Luxemburg en Wenen hangt af van de dag en tijd waarop je reist, vermoed ik. Op weg naar Luxemburg was ik over München en Saarbrücken gestuurd (laatste uurtje met de bus). Op de terugweg ging het over Koblenz. Dat gaat meestal met een rechtstreekse trein maar nu waren er in Duitsland werkzaamheden, dus weer een stukje met de bus.

Dus in Koblenz stapte ik in de ICE die uit Keulen kwam en het ging eerst richting Frankfurt. Daar zit een prachtig stukje langs de rivier de Rijn bij, dat op zichzelf al de hele reis de moeite waard maakt. Het uitzicht over de rivier is prachtig en je ziet op de heuvelachtige oever aan de overkant de middeleeuwse Rijnforten staan.

From iStock

Overigens had ik later ook nog een kort stukje langs de Donau. Hoe dan ook, even voor Frankfurt ging de trein kapot. Ik vond het al zo raar dat de hogesnelheidstrein zo’n slakkegang had, maar dat bleek ook inderdaad niet de bedoeling. Op Frankfurt Hauptbahnhof hadden ze gelukkig gauw een andere ICE-trein uit hun mouw getoverd, zodat de totale vertraging bij vertrek uit Frankfurt een uurtje was en bij aankomst in Wenen nog maar een half uur. Leve de Bundesbahn, zullen we maar zeggen.

In Wenen kon ik rustig overstappen omdat de nachttrein naar Boekarest twintig minuten vertraging had. Ik was wel een beetje ongerust toen ik op het bord met de treinsamenstelling het wagonnummer van mijn reservering niet zag staan.

Die ongerustheid was geheel gerechtvaardigd want toen de trein aankwam ontbrak de hele wagon! De treinchef werd belaagd door reizigers en begon te roepen dat hij er ook niks aan kon doen, maar hij beloofde ook niet om oplossingen te zoeken. De ontbrekende wagon was kapot, zei hij. Hoewel het ding dus ook niet op het bord stond, en dat veranderen ze heus niet per dag.

Maar hoe het zaakje ook stonk, de wagon bleef weg. Ik ging gewoon maar in een andere wagon zitten, die verdacht leeg was. Waarom, bleek in Boedapest – die wagon werd afgekoppeld en ging niet verder mee naar Boekarest. Dat dit de voor de hand liggende oplossing was om de ontbrekende wagon te compenseren, had blijkbaar niemand bedacht.

Zo moesten wij ons hutje mudje in de overgebleven coupés proppen. Ik kwam toevallig terecht op de laatste zitplaats in een coupé met verder vijf heel aardige mensen (drie Duitsers en twee Engelsen), die heel blij waren toen ik het raampje open kreeg. Maar feit bleef dat we vijftien uur krap moesten zitten in plaats van lekker iedereen op zijn bedbank. De Roemeense spoorwegen moeten zich schamen. En achteraf bekeken had ik me niet druk hoeven maken over die vierpersoons-slaapcoupé.

De volgende ochtend kwamen we door de Karpaten, waar de trein heel langzaam gaat omdat het spoor niet goed wordt onderhouden. Maar dat levert wel fantastische uitzichten op. Alles stond in bloei en als je omhoog keek zag je nog de besneeuwde toppen.

Bron: clubferoviar.ro. Niet dezelfde trein trouwens.

Zo kwamen we heelhuids en met maar een kleine vertraging in Boekarest aan. Ik voelde me vreselijk vies en stram, wat mooi bijdroeg aan het authentieke reisgevoel.

Met de trein

Eerst maar eens op de webzijde kijken. Oh helaas, je kunt niet online treinkaartjes kopen van Boekarest naar Luxemburg.

Maar toch wilde ik daar naartoe. Gelukkig vermeldde de zijde van de Roemeense spoorwegen (CFR) dat er nog ouderwetse loketten waren op wel drie locaties in Boekarest. Dat bleek uiteindelijk tegen te vallen omdat ze allemaal waren samengevoegd. Toen er opeens iedere dag rijen Oekraïeners voor het loket op het hoofdstation (Gara de Nord) stonden, werden de lokettroepen snel daar geconcentreerd.

Toen ik na een rondreis langs opgeheven loketten in de stad aankwam op het hoofdstation, was er toevallig geen rij. Ik trof drie slaperige beambtes, een cheffin en twee loketsters. De cheffin moest net doen alsof ze alles serieus nam maar dat viel haar zwaar want er was niets te doen. Ook had ze geen computer om solitaire op te spelen. De loketsters hadden wel een computer en daarop zochten ze uit wat en wanneer mij te doen stond.

Voorzien van een interrailpas (bleek de goedkoopste optie) stapte ik een paar weken later avontuurlijk de trein in. Ik had een slaapplek gereserveerd in een tweepersoonscoupé. Mijn reisgenoot was een gentleman met snor. Saampjes hadden we een wc en een douche. Alles ging goed. Ik had erop gerekend dat de restauratiewagon er niet was, wat ook zo was. En rijden maar. En hatsekidee.

In de bergen (Karpaten) aangekomen ging het niet meer zo van hatsekidee, want door (hoofdzakelijk) achterstallig onderhoud aan het spoor ging de trein op grote stukken niet harder dan 50.

De gentleman met snor en ik trokken ons terug op onze opklapbedden en sukkelden langzaam in ieders slaap – totdat midden in de nacht de grenswachten kwamen speuren naar verstekelingen. Eerst de Roemeense grenspolitie, toen de Hongaarse grenspolitie. Ik nam me voor om Roemeniës toetreding tot het Schengengebied hartstochtelijk te gaan steunen, want door de controles stonden we twee keer een half uur stil in niemandsland. Heel luguber.

Eenmaal in Wenen aangekomen (de nachttrein ging van Boekarest naar Wenen, zonder overstap) kon ik verder de zoevende treinen van de ÖBB en dan de DB nemen, via München en Saarbrücken. Het laatste stukje moest met de bus, want werkzaamheden.

En zo ging het, hartstikke goed en met 30 minuten vertraging op een reistijd van 29 uur. Onderweg knikten de bomen en dieren me vriendelijk toe – daar gaat een milieuheld!

Volgende keer de terugreis, die was veel spannender.

Aargh! Appartementenstress

Als ik nou ’s morgons mijn keukenrolluik openroetsj, sta ik oog in oog met een monsterachtig grote struik. Vol met lekkerruikbloempjes, dat wel, maar verder zie je vrij weinig.

Hetzelfde bij de slaapkamer van de kinderen. Daar belemmert een joekel van een rozenstruik ieder zicht op de wereld. Je kunt wel naar de rozen kijken.

Zo is het leven op de begane grond. Je bent lekker dicht bij de natuur, natuur die maar weinigen in deze betonwereld Boekarest gegeven is. Maar het groen grijpt je aan en wegens afwisselend zon en regen van onze lieve Heer groeit het de spuigaten uit.

Daarom is een beetje afstand wel fijn en we overwegen dan ook om het hogerop te zoeken. Wegens school en aanverwante activiteiten van de kinderen blijven we wel in onze communistische arbeiderswijk (voor de kenner: Titan, aan de oostkant van de stad) maar alle huizen zijn hier flats. De hoge flats in onze buurt zijn te aardbevingsgevoelig, ik durf er eigenlijk niet eens op bezoek. Maar de lagere flats van vier verdiepingen, met wat meer de menselijke maat, die heeft een bevriende expert goedgekeurd en dan is het zo.

Nou hadden we ons oog laten vallen en prompt het hoogste bod gedaan op een flatje op de tweede, in een straat die zo mogelijk nóg meer verbost is als die van ons. Je waant je daar echt in het Schwarzwald, omringd als de gebouwen zijn door duister loof. Ook leuk. Maar wel een beetje donker. Vooral omdat een of andere geniale architect de woonkamer op het noorden heeft gezet, zodat je de hele dag het licht aan moet hebben. Geen doorzon, u weet.

Punt was alleen dat na ons voortreffelijke en eigenlijk toch wel heel hoge bod van 115000 euro voor een fletje van 78 vierkante meter, de eigenaar niet meteen kon reageren. Want ze zat in Frankrijk en kwam pas twee weken later (komende maandag) naar Roemenië. En ze wilde niet iemand machtigen om bij de notaris akten te tekenen. Dus wij wachten. Wij ons verzoenen met weinig licht in de woonkamer.

Tot gisteren opeens een kennis belde, die makelaar en regelmeneer is hier in de wijk en het kan ruiken wannneer iemand denkt aan verkoop. Hij houdt projectjes warm en duikt precies op wanneer de tijd rijp is. Enfin hij belde dus en zei dat er vlak in de buurt een andere flat vrijkwam, zelfde geld, eerste verdieping maar iets minder omkneld door bosschages, en met waarschijnlijk een woonkamer op het zuidwesten.

Spannond! Ik slaap er slecht van. Want nu gaan we dit weekend kijken en als het beter is dan optie 1 moeten we als de wiedeweerga ons bod intrekken voor het per ongeluk maandag wordt aanvaard. Eigenlijk moet ik dit stukje nog niet publiceren maar ach transparantie is een groot goed en bovendien doen we niks verkeerd. Goed en wel, het zou dus zomaar kunnen gebeuren dat we van de herfst dan toch gaan verhuizen, iets waar niet alleen mijn familie maar ook mijn eigen gezin eigenlijk niet meer in gelooft…

Morgen ben ik vrij

Vandaag is de laatste dag van de coronaquarantaine en morgen gaan we lekker buiten spelen.

Een goed moment om de balans op te maken van twee weken luxe gevangenschap, met eenvoudige, doch voedzame maaltijden en dagelijks vermaak van Netflix en HBO.

Maar ik wil van de gelegenheid gebruik maken om de lezer te waarschuwen voor drie boeken. Deze post wordt er eentje in de serie Achterstallige recensies.

honoré de balzac (1799-1850), steel engraving, published in 1843 - honore de balzac stock illustrations

Van oud naar nieuw beginnen we met César Birotteau van Honoré de Balzac. Geschreven in de jaren dertig van de negentiende eeuw, dus de recensie komt rijkelijk laat, ik geef het toe, maar op het moment van verschijnen was ik nog niet geboren.

Gelukkig maar, want aan het boek af te lezen (pun intended) was het leven in Parijs toen een aaneenschakeling van doodsaaie en pompeuze evenementen met mensen die óf dom en naief, óf slim en kwaadaardig waren.

Alles is bij elkaar gepend in een soapseriestijl waar je tegenwoordig mee wordt uitgelachen, niet alleen op het boekenbal maar ook op de breiclub voor oudere heren. De personages hebben de diepgang van een pannenkoek en lopen met open ogen in de overduidelijkste valstrikken. Hoogmoed viert hoogtij. Waarom Balzac de condition humaine de comédie humaine heeft genoemd begrijp ik niet, want er valt niets te lachen. Om al deze redenen heb ik het boek in één ruk uitgelezen.

In één ruk uitlezen was ten enenmale onmogelijk bij nummer twee op de lijst, ook al zo’n overschatte titel, hoewel in dit geval de auteur gelukkig geen literaire pretenties had. Het gaat om The General Theory of Employment, Interest & Money van Keynes, uit 1936. Voor een habbenkrats gevonden. Ik denk dat dit verreweg het meest slaapverwekkende boek is dat ik ooit heb gelezen, en dan heb ik ook nog alle formules overgeslagen.

Eindeloos gaat het door over productie, consumptie en rentestanden. Invoer, maar dan ook weer uitvoer. Op klassiek wetenschappelijke wijze fileert Keynes zijn voorgangers, de reuzen op wier schouders hij dan toch wel fortuin heeft gemaakt, totdat er van die arme David Ricardo alleen een velletje overblijft.

Ook moet ik eerlijk toegeven dat ik van het hele boek hooguit zo’n 32,6% heb begrepen. Had ik vroeger maar op moeten letten bij de lessen Economie I op het thans ter ziele gegane Oostergo (waar blijven de tijden), ik ben de naam van de docent vergeten maar ik zal met geen staalborstel van mijn netvlies kunnen poetsen hoe de beste man, rond als een tonnetje en met rode koontjes, hijgend van de voorpret en met zijn aandoenlijke falset, het eerste uur economie ever van zijn groene leerlingen begon met de woorden: “Y = P! Het geld wat de bedrijven verdienen is gelijk aan het consumptiepeil!” Of iets van die strekking. Overigens een bijzonder sympathieke man, ik hoop dat hij gauw van een welverdiend pensioen kan gaan genieten.

Nummer drie is er eentje uit 2019. Ik had hem voor mijn verjaardag gevraagd: Geert Maks Grote verwachtingen. Afgezien van de rotstreek dat hij de titel van Dickens heeft gejat, is Mak erin geslaagd om Europa, die lieve oude dame van het wereldtoneel, neer te zetten als een schizofrene bruut die zijn naderend einde geheel aan zichzelf te danken heeft. De Europese Unie is stom, volgens Mak, alles gaat verkeerd enzo, maar gelukkig neemt hij wel de tijd om eindeloze anekdotes op te halen over hoe hij met deze en gene in heel Europa in barretjes zat, over boulevards slenterde of gewoon thuis mocht eten. Van Sint Petersburg tot Gibraltar en van Rodos tot Galway, overal heeft Geert zijn voetstappen staan en dat zullen we weten ook. Eindeloze neuzelarij over de meest miniature persoonsgeschiedenissen worden afgewisseld met wild geschilderde vergezichten waarmee Mak alles in zijn perspectief wil trekken.

Ik denk dat hij zich gewoon schuldig voelde omdat hij met zijn vorige boek, In Europa, misschien wat te optimistisch was. Kortom, een boek dat ik iedereen kan aanbevelen, hoewel ik bij tijden vreselijk jaloers werd op het budget dat Mak had versierd om gewoon nóg een keer een jaar door Europa te reizen.

Uit het raam kijken

Nou heb ik getverdrie nog corona gekregen ook. Twee dagen voordat ik mijn vaccin zou krijgen, het is ironisch. En ondanks alle voorzorgsmaatregelen – het voelt als een persoonlijke nederlaag.

Vorige week dinsdag hadden we voor het eerst zelftesten van de apotheek gehaald, iedereen negatief. Mijn schoonouders konden op bezoek komen. Toen ik zondag een hoestje had, dacht ik hup nog een test. Positief.

Onmiddellijk begon ik deze & gene ervan te verdenken dat ze me hadden besmet, de gemene en laaghartige besmetters. Maar het was waarschijnlijk gewoon zo’n anoniem. Die doen dat vaker. Eentje in de supermarkt, of in het openbaar vervoer waar ik vorige week bij hoge uitzondering in had gezeten.

En nu is het zo dat ik als enige van het gezin het heb. De corona. Vrouw en kinders zijn negatief. Ook al weer zo’n nederlaag. Heb ik dan geen Hollandsche afweer? Ben ik dan geen man van staal? De vraag stellen is hem beantwoorden.

Nu wordt het dus twee weken thuisblijven. Vandaag kwamen twee maanmannetjes van de lokale GGD mij een stokje in de neus raggen, voor de officiële bevestiging en statistieken. Gelukkig vallen de symptomen nog mee, hoewel die op geniepige wijze opeens schijnen te kunnen toeslaan.

Binnen moet ik een mondkapje op, want anders besmet ik de anderen. Ik ben een paria, een melaatse. Buiten regent het.

Maar gelukkig heb ik de liefste vrouw. Die heeft gauw de dagelijkse fruithapjes verdubbeld, brouwt krachtige soepen en komt altijd te pas vragen hoe het gaat. ’s Avonds kan ik lekker naar films kijken die ik alleen leuk vind, en ik ben al bijna door mijn eerste boek heen.

En afgezien van wat grieperigheid voel ik me prima, ik kan gewoon doorwerken want dat was toch al online. Dus eigenlijk valt het allemaal wel weer

mee.

Boek af

Nou zat ik gisteren peentjes te zweten, maar aan het eind van de rit mocht ik doctor heten.

En dat is fijn, want na vier jaar speuren en typen wil je weleens door met een nieuw project. Zomer 2020 was het manuscript al af, maar door diverse administratieve aangelegenheden lag het pas in december bij de drukker. En dan zag ik nog een hele berg foutjes overal. Laten we maar hopen dat men er overheen leest.

Achteraf bleek het een geweldige dag te zijn geweest, ook al was ik daar op het moment zelf te zenuwachtig voor. De commissie was welwillend en stelde leuke vragen, de laudatio was laudatief, iedereen kon meekijken en de vriendenclub hield een liveblog bij. En ik hoefde niet eens het huis uit – zo heeft een pandemie ook zijn voordelen.

Wie wil kan het boek hier downloaden, ik wens jullie leesplezier en doorzettingsvermogen.

En dan zat ik vanmorgen te denken, wat nu? Vanaf eind maart volgt eerst een keuzevak over corruptie dat ik hier mag geven aan de universiteit. Voor daarna kan ik hopelijk nog eens samenwerken met deze en gene, aan een mooi onderzoeks- en of onderwijsproject. Maar dat komt vanzelf, eerst nog wat broeden.

Huizenhoog

Al jaren denken wij min of meer serieus aan verhuizen. Maar we weten nooit waarheen. Het appartement waar we nu wonen heeft al die tijd als een soort tijdelijke woning aangevoeld. De locatie is geweldig, maar sinds onze Liza ontbreekt er een slaapkamer. En met die pandemie hebben we eigenlijk ook een extra thuiswerkkamer nodig…

Of het ook werkelijk tot actie komt is zeer de vraag. We hebben al zo vaak gezegd dat we wat anders gaan kopen, dat mensen mij meewarig aankijken als ik er weer over begin. Het zal wel, zie je ze denken. Komt toch niks van terecht.

Oud- en nieuwbouw bij piața Muncii

Komt nog bij dat we in Boekarest momenteel van een boem kunnen spreken. De huizenprijzen zijn de afgelopen jaren met zo’n 10% per jaar gestegen, in ieder geval in het segment wat ons interesseert. Er wordt flink bijgebouwd overal, dus de druk op het huizenpark zou niet zo hoog moeten zijn. Maar net als in andere landen krijgen mensen coronaclaustrofobie en willen groter wonen, of van een een flat naar een huis met een tuin.

Er is in Roemenië ook niet echt een bloeiende kapitaalmarkt, spaarders zien dat ze geen rente meer krijgen op een spaarrekening, dus er zijn ook een hoop investeerders op de markt. Speculanten die denken dat het allemaal blijft stijgen, en mensen die iets kopen om te gaan verhuren. En dan heeft de overheid ook nog een garantiefonds opgezet voor mensen die voor het eerst een huis kopen. Dat heeft een hele rits nieuwe aspirantkopers de markt opgelokt, en daar worden de prijzen ook niet lager van.

In al die jaren hebben we wel een hoop gespaard (want je moet in Roemenië altijd een forse aanbetaling doen van je hypotheek), dus hebben we iets meer financiële armslag dan bij onze vorige huizenkoop. Maar de keus is niet om blij van te worden. Nieuwe huizen of appartementen zijn óf onbetaalbaar, óf heel ver van het centrum, scholen en voorzieningen. Nieuwbouwwijken worden namelijk gewoon in het weiland geplempt, zonder dat er van tevoren is nagedacht over infrastructuur, winkels, scholen, zorg, wat dan ook. Vaak moeten pioniers hun eigen waterput slaan en septic tank ingraven, want basisnutsvoorzieningen ho maar. En vaak is dat na 20 jaar nog steeds zo.

Het centrum staat vol met leuke oude opknappers, maar daar zijn wij niet zo van. Linkerhanden, u weet. Bovendien zijn veel oude huizen heel onhandig ingedeeld, met joekels van vestibules en gangen, te weinig kamers en een minuscule keuken. En dan is het centrum ook nog eens stoffig en vervuild.

Wijken rondom het centrum staan vol met afgrijselijke communistenhoogbouw. Dat zou me dan nog niet eens ontmoedigen als er maar een park in de buurt was. Maar de enige buurten aan het park zijn louche of staan vol verouderde flatjes. Die moet je niet hebben, vooral niet van vóór 1977. Toen was er een grote aardbeving. Die hebben de meeste flats wel overleefd, maar het is moeilijk vast te stellen hoe. Een risico dus.

Misschien begrijpt u nu een beetje waarom wij bij onze verhuisplannen zelf ook een beetje meewarig beginnen te kijken.

Toeslagenaffaire

Sputterend zat ik vanochtend boven de iPad-krant na een zoveelste artikel over de toeslagenaffaire. De ene na de andere voormalige bewindsman, die nu ergens anders een leuke baan heeft, weet van niets. De voormalige ambtelijke top, die nu ergens anders leuke banen heeft, had het toch echt wel gemeld. Dat het beleid ten onrechte veel mensen in de ellende stortte.

Ik zou zeggen, als een minister of staatssecretaris niet in staat is om memo’s te lezen die hij krijgt toegestuurd, dan is hij ongeschikt voor wat voor ambt dan ook. Datzelfde geldt voor de bazen van de belastingdienst. Als ze er echt van overtuigd waren dat de bewindspersonen het beleid moesten veranderen, dan hadden ze aan de bel moeten trekken. Zo niet: ongeschikt voor wat voor ambtelijke functie dan ook. Alleen, op het moment van schrijven heeft er nog niemand straf gekregen, behalve dat er een of twee zijn overgeplaatst naar net zo’n leuke functie aan de ambtelijke top.

Maar zo is het wel met belastingdiensten, het is hun doel in het leven om je af te knijpen. Als burger kan je bij de belastingdienst niet aankomen met het verhaal, dat je hun memo niet had gelezen. Ja inspecteur, ik heb er wel buikpijn van. Maar het is al een paar jaar geleden. Zand erover, goed? Ik ben nu net zo mooi bezig. De inspecteur (of tegenwoordig de aanslagenrobot) moet hartelijk lachen en veroordeelt je tot eeuwig schuldenaarschap. Ik lees dat sommige van die toeslagenslachtoffers een aantal jaarsalarissen moest terugbetalen. Hoe dat bij u is weet ik niet, maar bij mij wordt het jaarinkomen voor een groot deel in datzelfde jaar uitgegeven. Foetsie.

En als het nu voor het algemeen belang was, die buikpijn en die gemiste memo’s? Als het nou ergens goed voor was? Nee. De Bulgaren die onterecht miljoenen incasseerden, de belastingzeperd die koste wat kost voorkomen moest worden, is door dit optreden van de belastingdienst niet verdwenen. Opletten of iemand fraudeert lukt ze niet, en rechtvaardig maar streng lukt ze ook al niet. Misschien moet het betalen van geld aan mensen dan maar door een andere dienst worden gedaan? Ideetje? Zoals het vroeger was?

Ondertussen lachen de Bulgaren in hun vuistje. Ik hoor ze hier in Boekarest lachen. En voor je het weet staat er eentje op de stoep die claimt dat hij ook is benadeeld in de toeslagenaffaire. Laten we die dan meteen doorverwijzen naar Wiebes, Weekers en Asscher.

Bouwontploffing

Tien jaar geleden wandelde ik aan de oostelijke rand van de stad door weilanden, langs verlaten fabrieken en over vuilnisbelten met vage hutjes. Eén nieuwbouwflat stond daar toen in het maanlandschap te torenen. Een troep honden zat me achterna en eentje beet zelfs in mijn smakelijke Hollandse kuiten. Gelukkig niet al te hard. Op de terugweg staarden groepjes zigeuners me aan. Ik was in hun wereld.

Vorige week heb ik het tracé nogmaals gewandeld. Nu was het een andere planeet geworden. Hamerslag en betonmolen waren het achtergrondconcert voor een heuse nieuwe woonwijk, waarin jonge vaders hun kroost uitlieten en de pizzabezorger om de auto’s slalomde.

Overal gloednieuwe flats en rijtjeshuizen, nog steeds in die mistroostige Oostblokarchitectuur opgetrokken. Overal middenklassers geparkeerd. Ik schat dat er nu wel 20.000 mensen wonen.

En als al die nieuwe mensen naar de winkel willen, dan kan dat. Een Ikea, supermarkten zo groot als voetbalstadions, bouwmarkten en kantoren hebben de plaats ingenomen van grazende schapen en wegroestende industriële kolossen. Er is zelfs een pand van de geheime dienst gebouwd.

De grond waarop al dit woongenot zich ontspint, is door handige tussenpersonen (lees; de lokale vastgoedmafia) in samenwerking met de gemeente (met beide handen op de buik van diezelfde mafia) maximaal benut. Dat wil zeggen: de forenzen moeten zich door dezelfde smalle straatjes wurmen als toen er één boerenkar per dag langs kwam. Parkeren kun je nergens. Straatverlichting is aarzelend en de metro bereik je door de modder.

Overgenomen van http://www.catalinx.ro

Maar het is niet allemaal kommer en kwel. Naar verluidt is er een gasnet en riolering aangelegd, dat hebben de duurdere buitenwijkers aan de noordkant van de stad niet eens. Bovendien heeft de gemeente een heel nieuw park ontwikkeld van een paar hectare.

Het nieuwe park. Bron: hotnews.ro

Er zijn nog steeds wat huisjes met zigeuners. Een groepje stond op de stoep naar hun nieuwe buren te kijken, die al fietsend en steppend of honden uitlatend voorbij trokken. Het was een andere wereld geworden.