Een of twee keer per jaar zeggen Ana en ik de kinders voor een paar dagen toedeloe, en gaan ergens niet al te ver lekker niksen in een Airbnb. Er zijn niet veel steden die vanuit Boekarest in een halve dag per trein te bereizen zijn. Dat maakt de keuze heel eenvoudig en die viel dit keer op Pitești. Gewoon omdat we er nog nooit waren geweest.
Spreek uit: Pietésjt. De laatste i is vrijwel stom. Geavanceerde taalbeoefenaars spreken hem uit als een j en dan wordt het Pietesjtj. Provinciehoofdstad van Argeș (Árdzjesj). Deze provincie heeft een paar toeristische trekpleisters, zoals de historische hoofdstad van Walachije, Curtea de Argeș, aan de voet van de bergen. Ook een andere historische hoofdstad van die streek, Târgoviște in de buurprovincie Dâmbovița, is het waard om even te stoppen. Argeș heeft verder in de plaats Mioveni een van de grootste economische krachtbronnen van het land: de fabriek van het automerk Dacia – qua verkoopcijfers het tiende merk van Europa.
Pitești zelf is niet om aan te zien en dat merkten we al snel. Hier en daar staat een afbrokkelend pand uit de bloeiperiode 1870-1940 met het bordje ‘monument’ erop. Dan is er in de communistische tijd (1947-1989) natuurlijk ook heel wat gebouwd, van stalinistisch brutalisme tot de naargeestige flats die wij van thuis zo goed kennen. In de nieuwe tijd hebben kapitalistische projectontwikkelaars niet de beste architecten ingeschakeld voor Pitești, maar beginnelingen die vijfendertig keer voor het ontwerpexamen waren gezakt. Het station heeft een recente verbouwingspoging niet overleefd, zodat nu naast de sporen een vierkant lijk van beton en metaal ligt.
We kwamen evenwel niet voor stedelijk schoon (hoewel we hoopten op een verrassinkje à la Craiova) maar voor onze rust.
Rust vonden we ook niet. Jaren geleden was er een schandaal in de provincie Argeș, toen bleek dat rijbewijzen daar niet op basis van een examen maar op basis van smeergeld werden verkregen. Zodoende werden wij zowat van de sokken gereden door ongeoefende doodsverachters op de brede stadsboulevard, die precies achter onze Airbnb langs bleek te lopen.
Mooie gebouwen waren er natuurlijk ook. Het fris opgeknapte Hof van Beroep:
Je zou er een moord voor doen.
Aan de andere kant van onze Airbnb bleek trouwens een voetgangerszone met winkels, theaters, bankjes en fonteinen te zijn. Iets van rust keerde in ons weekend neer. En uitslapen doet wonderen.
Maar al met al hadden wij bij vertrek toch geen vrolijke indruk en dat kwam door een museum.
In de stalinistische tijd (grofweg 1947-1965) stond in Pitești een gevangenis, nu een museum. Pal naast een woonwijk. In deze gevangenis vond begin jaren vijftig plaats wat in Roemenië nu bekendstaat als het ‘experiment van Pitești’. De baas van de nieuw opgerichte geheime dienst, de Securitate, wilde een heropvoedingsprogramma ontwikkelen. Volgens de inzichten moesten anticommunistische jongeren eerst geestelijk worden leeggemaakt en dan konden zij modelburgers worden. Groepjes studenten die wegens ‘bourgeois’-sympathieën waren opgepakt, moesten de meest verschrikkelijke martelingen ondergaan. Deze martelingen werden gepleegd door medegevangenen die op hun beurt waren gemarteld, zodat geen kracht kon worden geput uit solidair groepsgevoel. Alle banden met familie, afkomst en levensovertuiging moesten worden verbroken om de gevangenen leeg te maken, en de Securitate probeerde dat te doen door systematische fysieke en psychische marteling.
Het experiment is in 1953 stopgezet omdat zelfs de communistische partijleiding het te ver vond gaan. Na 1989 is deze geschiedenis uitgebreid gedocumenteerd, een slachtoffer heeft een boek geschreven. Vorig jaar is er een film over verschenen. Maar het was aangrijpend om daar in die halfondergrondse cellen te staan en te lezen wat daar gebeurde.
Zo stonden wij na dat museumbezoek opeens weer in de lentezon met onze ogen te knipperen. Ana zei: alle schoolkinderen zouden hier moeten komen. En ook iedereen die heimwee heeft naar de communistische tijd.