Met vrijwilliger (en goede kennis) Alex Vărzaru en landgenote Lies Kombrink ben ik vorige week bij het journalistiekklasje van Ferentari geweest. Ferentari is een wijk in het zuiden van Boekarest. Het gaat om een buitenschoolse activiteit, georganiseerd door het Policy Center for Roma and minorities (dat mede wordt gefinancierd door de Nederlandse ambassade). De protagonist van dit centrum heet Valeriu Nicolae. Ik kwam hem voor het eerst tegen in het blad Kamikaze. Hij had een indrukwekkend verhaal, en ik was nieuwsgierig geworden. Het was moeilijk om me in zijn wereld te verplaatsen. Ik ken geen Roma, ik was nog nooit in Ferentari geweest en ik had groot gebrek aan een context voor de verhalen die ik hoor over ‘de andere wereld’ in Boekarest. Het is ook eigenlijk absurd dat je van een bepaalde sociaaleconomische groep, die heel groot is in de stad, niemand kent, maar wel heel veel van een extreem kleine groep, namelijk de expats. Daar is natuurlijk een verklaring voor. Maar ik wil niet alleen buitenlander zijn, ik wil ook een beetje Boekarestenaar zijn.
In Ferentari wonen veel Roma (politiek correct) of zigeuners („țigani” de in Roemenië gebruikelijke, maar politiek incorrecte benaming). Ferentari is een armere wijk in Boekarest, bekend om zijn flats met kleine en slecht onderhouden appartementjes, om de drugs en om de slechte voorzieningen (asfalt, riool, verlichting, vuilnisophaal), zelfs voor Boekarestse begrippen. Als je Ferentari googelt zie je als eerste foto’s bergen met afval. Van sommigen hoorde ik dat het gevaarlijk was voor je portemonnee en je gezondheid om je in die wijk te wagen.
Dat is denk ik overdreven. Ik ben niet beroofd, aangevallen of aangestaard. Misschien zijn er stukken waar het voor buitenstaanders niet veilig is ’s avonds en ’s nachts, maar die heb je in iedere grote stad. In feite zag alles er heel erg normaal uit. Normale kinderen, die les krijgen in een normale school, met normale dromen. Dat vindt ik hoopgevend voor de toekomst van de wijk Ferentari binnen Boekarest.
Het journalistiekklasje wordt gehouden in een school aan Prelungirea Ferentari. De meeste kinderen in het project gaan naar de Roemeense vijfde klas (en zijn dus een jaar of 11). Op de middag dat wij er waren, schoven er 4 meisjes en 2 jongens aan, tussen de 10 en 13 jaar. Ze maken lawaai, maar zijn verder erg lief. Net als op iedere school zijn juist de meisjes serieuzer over de toekomst (en willen advocaat of arts worden) en willen de jongens of voetballer of zanger worden. Het klasje wordt gehouden tussen de computers en de multimedia-apparatuur, in een smetteloos gebouw op een smetteloos terrein.
Mijn eerste indruk is dat het universum van deze kinderen van vandaag zo groot is, maar tegelijk ook zo klein. Ze hebben het heel gewoontjes over Dubai of Las Vegas, waar ik waarschijnlijk van m’n leven niet zal komen. Aan de andere kant begrijpen ze maar niet hoe er in een rijk land als Nederland ook veel dieven en drugsverslaafden kunnen zijn. Ze kunnen er heel moeilijk bij dat er mensen zijn die fundamenteel andere opvattingen hebben dan zij, bijvoorbeeld atheïst zijn, maar er toch heel normaal uitzien. Lies heeft veel succes met haar vertaling van de zin “Ik hou van jou” in het Roemeens – weer zo’n perfect normaal ding dat alle prepubers wel interessant vinden. Voor ons vertrek wordt er nog een a cappellaconcert gegeven in de muziekstijl “manele” (traditionele zigeunermuziek met Turkse invloeden, gecombineerd met elektronica en een discobeat).
We moeten niet voorbijgaan aan de echte problemen waar Ferentari mee wordt geconfronteerd. Na een bezoekje kan ik daar ook niks over zeggen natuurlijk. Maar ik ben ervan overtuigd dat, als deze kinderen hun enthousiasme en geloof in de toekomst kunnen behouden, ze zeker een kans hebben om het ver te schoppen. En wij, de buitenstaanders, moeten ook niet altijd wijzen op wat er niet goed gaat. Door te zien hoe normaal deze kinderen eigenlijk zijn kunnen we misschien een handje helpen bij hun sociale insluiting.