In Nederland had ik weleens docenten die zeer afstandelijk en formeel waren, maar er waren er ook die zich jonger voelden dan ze eruit zagen en als Maagdenhuiskinderen bij de voornaam aangesproken wilden worden. Maar docenten die beide varianten in zich verenigen bestaan natuurlijk alleen in Roemenië. Immers, in dit land zijn – zoals de bewoners met een knipoog zeggen – de mogelijkheden onbegrensd.
Bij het universitair onderwijs in het Nederland van de jaren vijftig stel ik mij altijd houten collegezalen voor, met van die krakerige bankjes. Wanneer de hoogleraar binnekomt staat men op, en gaat pas zitten wanneer daartoe uitgenodigd. De hoogleraar spreekt vanaf een verhoginkje zijn onfeilbare wijsheden en de studenten noteren, ondertussen er het hunne van of aan het avondleven denkend.
Zo hadden wij vandaag na de lunch, na twee keer twee uur onderwijs te hebben genoten, een blok van vier uur. De docent, die wij voor het eerst zouden zien, luisterde naar de voornaam Petruț (Peetróets), wat ik erg schattig vond klinken. Maar tijdens de middagpauze waarschuwde een jaargenoot ons: Beslist allemaal opstaan wanneer hij binnenkomt, en geen kauwgom kauwen of anderszins de aandacht op je vestigen! Deze waarschuwing werd met gegrinnik ontvangen, maar toch stond bij geruchte van de inkomst de zaal als één man op.
De docent schreed binnen in een doodse stilte, beklom het verhoginkje, plaatste zijn tas op de tafel, draaide zich om en zag, dat twee studenten waren blijven zitten. Eentje was in zijn tas aan het rommelen en de andere schreef heel geconcentreerd iets in een boek. De docent bewoog niet verder en wachtte totdat de stilte zó indringend werd, dat beide schuldenaren het merkten en ook opstonden. De aantekeningenmaakster kreeg zelfs een berisping: Als het college nog niet begonnen was, hoefde er ook niets te worden genoteerd.
Na nog geen minuut van het oplepelen van definities (wel vanaf een aan een beamer gekoppelde hypermoderne laptop, een noviteit in deze alma mater) bespeurde de docent dat een meisje haar telefoon raadpleegde. Ze werd direct de zaal uitgestuurd. Hier koppelde de docent de opmerking aan dat hij vond dat hij respectloos werd bejegend en dat dat zijn weerslag zou hebben in de cijfers. Deze handelwijze vatte hij samen onder het motto: “Ik ben zeer correct.”
Spoedig daarna echter keerde het tij en werden wat laatkomers welwillend binnengelaten: “Mag ik binnenkomen?” (grinnikend) “Wat wilt u eigenlijk? U bent al binnen.” Na deze grap ging het de inhoud in, waarbij de docent niet naliet de traditionele verschillen tussen mannen en vrouwen te benadrukken, willekeurige studenten op wie zijn oog viel eventjes op hun nummer te zetten (“Waar komt u vandaan? Wat doet u voor de kost?”) regelmatig te noemen welke hoge piefen hij als advocaat wel niet had verdedigd, en de meisjes met de grootste tieten vaderlijk toe te spreken, samenzweerderig toe te lachen en naar hun mening te vragen.
Hij vertelde een of twee schuine moppen, kreeg de lachers op zijn hand door een plaatje van allerlei schiettuig als jongensspeelgoed te omschrijven, en had de zaal aan zijn lippen bij zijn toelichting op een beroemde moordzaak die in Roemenië jaren op de kijkbuis is geweest (voor de liefhebbers: de zaak ‘Elodia’).
Vervolgens beklaagde hij zich over het universitaire systeem waarbij men vier uur achter elkaar hetzelfde vak moest aanhoren, en dat na vier uur college ’s ochtends. Even tevoren had hij echter aangegeven, dat hijzelf de uren op elkaar had gestapeld omdat hij op de andere zaterdagen naar conferenties wilde. Enfin. De beste man besloot met het aanroepen van ‘de grote geesten, die deze universiteit hebben bevolkt’ en waar wij respect voor moesten hebben.
Ik denk dat deze man nu thuis zit te vertellen, hoe hij al die studenten weer eens in z’n zak heeft gestoken met zijn aanpak van good cop, bad cop. Zo’n man heeft gewoon teveel macht en te weinig controle. Niemand doet hem wat, net als voor 1968 in West-Europa. Tijd voor een grondige evaluatie door de studenten, die toch uiteindelijk zijn salaris betalen. Dat is pas correct.