Tagarchief: koopwoning

Grote huizen, kleine straatjes

Het advocatenkantoor waar ik inmiddels een soort van paralegal ben ligt in het noorden van de stad, in een wijk die ten tijde van de revolutie bijna af was. En dat is te zien. In Aviatiei (luchtvaart), door Ceaușescu bedoeld voor het personeel van de dichtbijgelegen luchthavens Băneasa en Otopeni, staan nog een paar betongeraamten voor reusachtige flats, die wegens het uitbreken van het kapitalisme nooit zijn afgebouwd.

De Nicolae Caramfil-straat, waar ons kantoor is, ziet er uit als op de foto rechts. Vanuit het metrostation Aurel Vlaicu loop je onder het gloednieuwe viaduct door, langs het oude wijkje (zie foto onder) en je komt in een wild-westwalhalla van stadsontwikkeling. Of beter gezegd, het totale, volledige en volkomen gebrek aan stadsontwikkeling. 

Tussen de kantoorflats aan de straatkant liggen smalle straatjes waar geen twee auto’s elkaar kunnen passeren. Aan die straatjes liggen kasten van huizen, genre Bentley en Porsche voor de deur, maar fatsoenlijke verlichting of asfaltering hebben ze niet.

Nog veel erger is het in de naastgelegen wijk Pipera, waar de vastgoedboem van 2003-2008 tot een jubelende uitbarsting van antiplanning heeft geleid. Een kennis die in die wijk woont, kan in de winter zijn kolos van een woning niet uit omdat de sneeuwploeg niet in zijn straatje past. En toen zijn buurman rook rook en 112 belde, bleek dat ook de brandweer de straat niet in kon.

Pipera (video van een typische blubberstraat  hier) ligt in buurgemeente Voluntari. De burgemeester daar, ene Pandele, heeft een uitstekende reputatie als het gaat om ‘laissez-faire, als ik mijn smeergeld maar krijg’. En zo krijg je een zeer liberale ruimtelijke ordening. De bewoners van Pipera hebben geen waterleiding (iedereen heeft dus een put met een hydrofoorpomp). Er is ook nergens afwatering te bekennen (onhandig bij regen), trottoirs heb je nauwelijks. Kortom, de huizen staan er wel maar de publieke voorzieningen niet. Iedereen redt zich er maar mee. Het kan trouwens nog erger: Bij ons in sector 3 zijn aan de rand van de stad ook overal wijkjes met vrijstaande huizen verrezen. Ik ken iemand daar, die zei: De elektriciteit heb ik zelf maar moeten aanleggen, want de gemeente vertikte het. Hij heeft zelf palen en draden geregeld, met het elektriciteitsbedrijf gedeald en de hele wijk heeft van hem infrastructuur afgenomen.

De wijk Aviatiei in 1984 (www.comunismulinromania.ro)

Huize Titan

Het is zover: het huis is door de kerk! Vorige week vrijdag mochten wij het slot van deze spannende thriller schrijven door ondertekening van het koopcontract ten burele van de notaris.

Ondanks het feit dat het contract bijna alleen standaardclausules bevatte en ondanks (of misschien vanwege) het toeziend oog van mevrouw de notaris zelve presteerde de type-afdeling – u leest het goed – het om drie keer fouten in de tekst te laten zitten. Bij wijze van nageboorte werden we, net thuisgekomen van de ondertekening (onze eerste koopwoning samen) gebeld of we nog even langs wilden komen voor nog wat handtekeningen. Er was een rekenfoutje gemaakt…gelukkig niet in ons nadeel.

Zodoende zitten wij vanaf februari (de vorige eigenaar moet zijn nieuwe huis nog even van verwarming enzo voorzien) in de buurt van maar liefst twéé parken. Nog steeds in Titan uiteraard. En een eigen parkeerplek, vlak dat niet uit.

Dus voorlopig niet meer op huizenjacht. Maar we hoeven ons niet te vervelen. Met dit einde is ook een nieuw begin gekomen: een nieuwe gang door de instituties is vandaag officieel gestart. Het eerste bezoek was aan de afdeling Lokale Belastingen van het sectorbestuur. De notaris had mij verteld dat ik hierheen moest, maar ik kon helaas haar aantekeningen niet meer lezen. Wat ik precies moest doen hier was mij dus een mysterie. 

Ik boog mij na de ingang door een openstaand loketluikje, waar twee vriendelijke dames zaten te dollen. Zij verwezen me door naar ‘kamer 101 of kamer 102 , eerste verdieping’. Kamer 101 was op slot. Kamer 102 was in gebruik door vier dames op leeftijd, de een nog norser dan de ander. Toen ik bedeesd maar toch een beetje trots vertelde dat we net een appartement hadden gekocht en dat de notaris me gestuurd had, vroeg de meest assertieve welke straat het was. Toen ik het zei, bromde de opper-azijnmevrouw dat ik in kamer 103 moest wezen. Het leek wel of ze een borsj-infuus had (borsj – het ingrediënt voor zure soep).

Voor kamer 103 stond een rij. Daar stonden we dan op de gang. Ik had zo mooi de gelegenheid de borden te bestuderen waarop stond voor welke straat je in welke kamer moest wezen. Onze straat stond bij kamer 102. Ik verdacht het borsj-infuus ervan mij expres het bos in te hebben gestuurd. Na enig geduld stapte ik kamer 103 binnen.

Hier zaten twee dames, waarvan de een niets te doen had. Deze zei bij wijze van begroeting, maar zonder het hoofd van de monitor af te wenden: ‘Documenten!’ Dus ik vriendelijk uitleggen dat ik niet precies wist wat ik kwam doen, maar we hadden net een appartement gekocht etc. Het bleek dat ik me moest inschrijven in de ‘Rol der belastingen’ – het klonk me erg oud-Egyptisch in de oren – en daarvoor hoefde ik slechts twee kopietjes te maken. In kamer 117.

In kamer 117 stonden twee ambtenaren gezellig te kletsen temidden van een jungle aan kamerplanten. Toen ik vertelde wat ik kwam doen en wie mij had gestuurd, wilde de ene mijn kopietjes wel maken. Ze zei wel achterdochtig: ‘ik dacht dat kamer 102 dienst had vandaag!’ Ik zei ja die hebben me naar 103 gestuurd. Toen keek ze heel begrijpend. Ambtenaren zijn ook mensen, weet u.

Terug in kamer 103 met mijn kopietjes was de mevrouw verdwenen. De andere mevrouw zei desgevraagd: komt zo terug. Na enig wachten kwam de vrouw inderdaad terug, met natte handen (toilet?), ging achter haar bureau zitten en zei met een grafstem: ik kan u helaas niet meer helpen vandaag. Het is half vijf geweest en de directrice is naar huis. Zonder haar handtekening en stempel kan ik niets doen.

Ik keek op mijn horloge. Drie over half vijf. Het geluid van vallende potloden had ik waarschijnlijk even gemist. Ik zei tegen de vrouw: ik was hier drie minuten geleden, ik moest van u twee kopietjes maken. Was niks aan te doen. Morgenochtend terugkomen. Ze zei nog: ‘Ik heb mijn plicht gedaan, door u te vertellen welke documenten u nodig heeft.’ Geen speld tussen te krijgen.