Aangezien FC Utrecht op bezoek kwam in ons Boekarestse stadje B. had vriend Marius het idee gekregen om de wedstrijd eens te gaan bekijken. Hij wist dat ik historische banden heb met Utrecht en dat ik nog nooit in het Ghencea-stadion was geweest.
Marius zelf is fan van Dinamo, de aartsvijand van Steaua, maar hij had zich over zijn afkeer heengezet en uit zelfbescherming zijn eigen clubkleuren thuisgelaten. Want Steauafans kunnen daar niet om lachen. We namen de metro tot aan Crângași, vanuit ons deel van de stad al een heel end, en toen ging het nog een tijd met de sneltram door de wijken Militari en Drumul Taberei naar Prelungirea Ghencea, aan de uiterste westkant van de stad. Drumul Taberei betekent Weg naar het kamp, een verwijzing naar de Roemeense opstand tegen de Turken in de 1820’er jaren onder Tudor Vladimirescu, die opstandelingen hadden daar hun kamp opgeslagen.
Het stadion van Steaua is het grootste van de stad (tot het Nationaal Stadion wordt heropend in 2011) en wordt door de club gehuurd van het Ministerie van Defensie. Vroeger was Steaua de voetbalclub van het leger, maar sinds een tijd is controversieel zakenman en Europarlementariër Gheorghe (‘Gigi’) Becali patroon van de club.
Het stadion is buiten het zicht van de camera’s op het veld een afbrokkelende betonhoop, met doorkijkjes naar sinistere ondergrondse ruimtes, verroest hekwerk en verveloze metalen objecten. Het hielp niet dat de wedstrijd om 10 uur ’s avonds pas begon.
De wedstrijd had een visueel aantrekkelijk begin, toen de harde kern van Steaua liet zien wat je allemaal ongezien aan vuurwerk het stadion in kunt brengen. De wedstrijd kon een minuut of vijf niet doorgaan, maar iedereen leek het pyrotechnische optreden normaal te vinden. Ik ga nooit naar het foebelen, dus ik ben niks gewend.
Utrecht was in de eerste helft beter maar verzuimde voldoende te scoren. In de tweede helft was de concentratie weg en scoorde Steaua prompt twee keer, waarna Utrecht het niet meer op kon brengen om structuurvoetbal te spelen. Ik zat midden tussen de Steauafans en zag aan de overkant van het veld een honderdtal Utrechters stilletjes voor zich uit staren. Dat was toch wel een beetje zielig. Maar om niet levend gekookt te worden onthield ik mij van verbaal of gesticulant commentaar, dus mijn sympathiemoment is waarschijnlijk niet gezien en onopgemerkt gebleven.