Het eind van Boekarest

Na het tentamen vanochtend – je hebt hier alleen maar veel te moeilijke en belachelijk makkelijke tentamens lijkt het – had ik besloten om de rest van de dag niet te studeren.

De auto moest naar de APK (dat heet in Roemenië ITP – Inspectia Tehnica Periodica) en ik had gister voor een lieve duit al nieuwe remschijven laten monteren, dus dat was een mooi zaterdagklusje. Nou had Ana gehoord dat je alleen met een goed opgewarmde motor naar de ITP moet gaan, dus ik eerst een eindje rondrijden in de stad. Kom ik in de file met winkelpubliek uit de provincie terecht. Toen ik bij het keuringsstation aankwam, gingen ze al bijna dicht; een helaasje.

Dan maar een wandeling maken. Ik ken onze buurt nu vrij goed, maar er is een bochtig zijstraatje achter ons geometrisch perfecte flatwijkje dat ik moest verkennen. Dat straatje bleek te leiden naar een na de revolutie onstaan villawijkje, met betonnerige villa’s in het groen. Erg leuk contrast met het oudere deel van de buurt, vooral omdat de huizen tussen de bomen stonden, er overal sneeuw lag en de weg onverhard was.

Via dit achterlangsje kwam ik opeens uit bij de Billa – een soort hele grote Aldi – achter het kerkhof Dudesti. Daar begint een wijkje flats van tien hoog, ingeklemd tussen drie verkeersaders, waar de mensen mistroostig door de sneeuwblubber waden. Toen dacht ik: veel stedelijk schoon is hier niet te vinden, ik ga eens kijken waar de stad ophoudt. Gelukkig wonen we aan de oostrand van de stad, dus ik hoef daar geen uren voor te lopen.

Vanaf de Billa ging het oostwaarts, via google kunt u meekijken, almaar oostwaarts, langs steeds treuriger flats aan de overkant van de boulevard ‘1 december’ (dag van de eenwording – nationalefeestdagtechnisch gezien vrij fris), waar tot mijn verbazing dan weer wel een flink aantal flats was opgeknapt via het landelijke piepschuimisolatieprogramma.

Na honderd meter werden de flats langzamerhand steeds frequenter afgewisseld met rijtjeshuizen, waarvan er een paar zó in Nederland hadden kunnen staan. Qua vorm. Als ze tenminste niet uit oranje met geel geschilderd beton waren opgetrokken. Rijtjeshuizen gingen over in villa’s: de een in rococo, de ander in een soort abstract expressionisme en de derde een blokkendoos alsof de geest van Ceausescu erin was gevaren. En in de verte was het al zichtbaar: het Eind van de stad.

Het eind is natuurlijk nooit een echt eind. Her en der staan fabrieken, een enkel huis is als voorpost buiten de stadsgrens opgetrokken. Maar toch: een duidelijke grens. Er is daar aan de oostkant van de stad een Laatste Straat, en daar heb ik gelopen. Hij liep trouwens dood, dus ik moest al snel weer terug. Maar het eind van de stad heb ik gezien vandaag.

De terugweg was heel wat minder aangenaam. Zo’n honderd meter voor het bereiken van de eerste flatrij kwam ik langs een troep wilde honden, die langs de schutting van een leeg perceel kampeerden. Wilde honden zijn nogal in het nieuws omdat er laatst weer iemand is doodgebeten. De discussie over afmaken of opsluiten is meteen weer opgeflakkerd, maar die schijnt al tien jaar te duren. Hoe dan ook, twee honden kwamen blaffend op me af. Er zijn heel veel loslopende honden in de stad dus ik was eerst niet erg bezorgd. Ik liep rustig door, maar toen ze achter me aan bleven komen en er zelfs een in mijn been probeerde te bijten, werd ik toch wel benauwd. Ook zonde van mijn enige spijkerbroek, want daar heeft die hond een keurige scheur in gebeten.

Het woudlopershandboek zegt in zo’n geval dat je rustig moet blijven doorlopen en niet moet laten zien dat je bang bent. Dat was ik eerlijk gezegd wel, maar ik ging niet sneller lopen en deed zelfs nu en dan een dreigende stap terug richting de honden. Dan stapten ze voor heel even wat achteruit. Zo ging het verder tot ik blijkbaar in een ander hondenterritorium kwam, want er kwam een andere troep honden voor de aflossing zorgen. Er was niemand op straat, maar het feit dat ik nu vlakbij de eerste flat was had op mij een hoopgevend en op de honden een ontmoedigend effect.

Ik was blijkbaar in een zigeunerbuurt beland, want opeens zag ik alleen maar zigeuners om me heen. En wie kwam ik tegen: de mevrouw-met-kind-op-de-arm die altijd bij onze buurtsuper naar aalmoezen staat te hengelen. Ze kwam blijkbaar net van haar werk bij onze buurtsuper, want ze liep daar heel forensachtig met een plastic tasje boodschapjes richting huis. Ik weet zeker dat ze me herkende want ik weiger altijd allervriendelijkst om geld te geven.

Even verder kwam ik ineens uit bij de Auchan (Franse keten van megasupermarkten, ook in Roemenië) en was ik nog maar vijf minuten wandelen van huis.

Later ben ik toch nog maar even een rabiësprik gaan halen bij de Matei Balskliniek in het centrum, want hoewel op mijn been niks te zien was moet je daar heel erg mee oppassen heb ik begrepen. Dat was op zichzelf een heel avontuur want ’s avonds is het daar heel spaarzaam verlicht en de kliniek bestaat uit wel tien vooroorlogse gebouwen en gebouwtjes, dus ik heb wel even over het terrein gedwaald (tussen de zwerfhonden!) voor ik bij de rabiëspoli was. Eenmaal daar werd ik liefderijk opgevangen door drie verpleegsters en twee artsen. Een verpleegster bestudeerde mijn identiteitsbewijs en riep vertederd: Ik ben getrouwd in jouw geboortejaar!

Maar goed dat ze aardig waren want wat blijkt: voor zo’n rabiësprik moet je nog vier keer terugkomen… Zo leidt een wandeling tot een hoop extra wandelingen!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.